De Goudse straatjongen is gevonden bij opgravingen in de Sint-Janskerk te Gouda. Het bijzondere van zijn graf was dat zijn hoofd richting het oosten lag in plaats van, zoals gebruikelijk, richting het westen. Meestal worden alleen priesters zo begraven maar uit alles blijkt dat deze tiener eerder uit een sociaal lagere klasse komt, en die worden niet eens ín de kerk begraven. In de grafboeken komt hij dan ook niet voor.
Deze puber hield van pijproken, dit is te zien aan de verschillende slijtagegaten in zijn gebit die door de kleien pijp zijn veroorzaakt. Verder had hij had in zijn jeugd verschillende perioden van ondervoeding en ernstige ziektes meegemaakt.
In een publieksboek geschreven door Evert van Ginkel wordt het fictieve verhaal van deze jongen vertelt, verweven met bekende Goudse historische figuren. De opgraving met de archeologische vondsten krijgt ook een plaats in dit boek.